Afgelopen Goede Vrijdag ontving ik per post het boek Ufo’s bestaan gewoon: Een wetenschappelijke visie (Ankh-Hermes 2012) van de uitgever, nadat een eerder verstuurd exemplaar mij nooit bereikt had (complotdenkers opgelet!). Ik heb het mooi geïllustreerde boek in een paar uur uitgelezen, het leest vlot, en natuurlijk is ook het onderwerp zeer interessant.
Wordt onze aarde bezocht door bezoekers van buiten? Zijn er “buitenaardse bezoekers” onder ons, wellicht een “vijfde colonne”? Verbergen onze overheden en wetenschappers voor het publiek een werkelijkheid achter onze zichtbare werkelijkheid?
Dat zijn de vragen waar dit boek om draait, waar Coen Vermeeren – lucht- en ruimtevaartdeskundige en werkzaam als hoofd van Studium Generale aan de TU Delft – zich over buigt. En gelukkig, géén Niburu-geneuzel. Maar toch een breed scala aan behoorlijk controversiële onderwerpen, waarbij de hamvraag is: slaagt Vermeeren in zijn opzet om een “wetenschappelijke visie” te geven op het ufo-fenomeen?
Inleiding
Tot aan het begin van de jaren ‘80 was ufologie nog betrekkelijk eenvoudig. Je had getuigen, je had soms radarbeelden, en je had foto’s en films die nog relatief eenvoudig te analyseren waren aangezien het ging om fysieke filmrolletjes en bewerkingsprogramma’s als Photoshop nog tot het rijk der fantasie behoorden. Wie kent nog de boeken van Koert Broersma en Arie de Snoo of de boeken van Hans van Kampen en Julien Weverbergh, die voor toenmalige begrippen spectaculaire en angstaanjagende gevallen beschreven waarin huisvrouwen achter het aanrecht door het keukenraam lichtjes door de lucht zagen schuiven? En ofschoon natuurlijk ook toen de meeste ufologen ervan overtuigd dat de overheid informatie over ufo’s achterhield, ontstond pas begin jaren ‘80 de samenzweringshype rond Roswell (het “Roswell Incident” was voordat Berlitz & Moore er een boek aan wijdden vrijwel onopgemerkt gebleven), en daarna was het hek van de dam.
Bizarre samenzweringstheorieën kwamen op, gebaseerd op een mengsel van esoterie, folklore en ufo’s, waarin overheden samenwerkten met boosaardige, reptielachtige buitenaardsen om mensen via chemtrails en HAARP onder de duim te houden; waarin Amerikanen via Werner von Braun nazi-ruimteschepen begonnen te bouwen, etcetera. Er kwam een beweging van abductions, waarbij mensen beweerden door buitenaardsen ontvoerd te worden. Vrouwen werden bezwangerd door buitenaardsen die na de geboorte het kroost met zich meenamen de ruimte in. Noem maar op.
En met de opkomst van het internet is ufologie een enorme stinkende beerput geworden; het is dan ook niet verwonderlijk dat onderzoeksjournaliste Leslie Kean zich in haar boek UFOs: Generals, Pilots, and Government Officials Go on the Record voornamelijk richt op case studies van vóór het internettijdperk.
Wat waar is en wat fake, is vandaag de dag vaak niet langer te achterhalen. Iedere middelbare scholier die een beetje handig is, kan in een middag een ufo-filmpje maken en op Youtube zetten. Werkelijkheid en virtualiteit – Baudrillard en Zizek schreven het al – lopen door elkaar: Welcome to the desert of the real. Ufologie is een wespennest geworden waarin esoterie, science fiction en science fact wellustig door elkaar lopen. Weet Coen Vermeeren in zijn boek de kalmte en nuchterheid, en vooral de broodnodige wetenschappelijke afstand tot het onderzoeksobject te bewaren?
Overzicht
Het boek bevat zes hoofdstukken en een in- en uitleiding. Het boek is rijkelijk geïllustreerd, en heeft veel tekstkaders waarin Vermeeren afzonderlijke onderwerpen kort toelicht. De hoofdtekst is in een zeer klein lettertype gedrukt, maar heeft een mooie layout.
In de Inleiding wordt al duidelijk dat Vermeeren van de lezer vraag dat die een open mind houdt. Vermeeren maakt een onderscheid tussen “scepsis” en “skepsis”, waarbij hij met dat laatste vooral de mensen van Stichting Skepsis op het oog heeft, die in zijn ogen niets minder dan “debunkers” zijn, die de huidige status quo verdedigen en zich niet op de inhoud concentreren, maar argumenteren door op de man te spelen. Vermeeren is een voorstander van “scepsis”, dat een objectieve houding van gezond verstand en kritisch bewustzijn uitstraalt, en dat vooral wil onderzoeken om het kaf van het koren te scheiden. Maar, geeft Vermeeren toe, dat is moeilijk. Want bij ufo-meldingen heb je eigenlijk geen mogelijkheden tot verificatie. Meestal heb je alleen maar getuigen. En dan wordt het een kwestie van: vertrouw je de getuigen of niet? Uiteindelijk, geeft Vermeeren toe, bleek tijdens zijn ufo-onderzoek ook zijn eigen kennis en aangeleerde methode van onderzoek niet meer toereikend. En dan blijft alleen intuïtie over, waarvan volgens Vermeeren wetenschappers zich regelmatig bedienen (22).
Het eerste hoofdstuk gaat over getrainde waarnemers. Vermeeren beschrijft ufo-meldingen van Amerikaanse en Russische astronauten, en verhalen over buitenaardse structuren op de maan die door de NASA worden doodgezwegen, en verhalen van piloten. In het tweede hoofdstuk concentreert hij zich op de houding van de politiek jegens ufo’s, en dan met name de houding van de Amerikaanse presidenten sinds de Tweede Wereldoorlog. Met name Eisenhower wordt uitgebreid uitgelicht, omdat er allerlei geruchten zijn dat “Ike” verschillende keren ontmoetingen heeft gehad met buitenaardsen en bij zijn afscheid een rede hield waarin hij waarschuwde voor de macht van allerlei dubieuze schaduwpartijen.
Hoofdstuk drie gaat over cover-ups en de rol van de media. Vermeeren beschrijft hoe de Amerikaanse overheid via het Robertson Panel voor de media een beleid van ridiculisering van ufo-waarnemingen uitstippelde, terwijl de geheime diensten uiteindelijk het ufo-fenomeen zeer serieus bleken te nemen. In dit hoofdstuk komt ook het boek van Leslie Kean uitgebreid aan de orde, en vat Vermeeren de Bentwaters-zaak (Rendlesham Forrest) en de waarnemingen van de Phoenix Lights samen. Hoofdstuk 4 gaat over disclosure: het project van de Amerikaanse arts Steven Greer die in 2001 een heel aantal “officials” liet optrommelen om “uit de kast” te komen en openheid van zaken te geven. Zo bleek uit die disclosure dat de VS bezig is met een project van reverse engineering van gecrashte schotels, en dat er tientallen verschillende buitenaardse soorten bij de overheid bekend zijn.
Hoofdstuk 5 beschrijft de houding van de wetenschap ten aanzien van ufo’s. Uitgebreid gaat Vermeeren in op de beroemde J. Allen Hynek, de astronoom die van ufo-skepticus (“moerasgas”) uiteindelijk tot een verdediger van het ufo-fenomeen werd (zonder zich overigens geheel tot de “buitenaardse hypothese” te bekeren). Ook gaat Vermeeren uitgebreid in op de mislukking van het Condon Rapport. Vermeeren somt uitgebreid op wat er mis was aan dat rapport. In hoofdstuk 6 ten slotte, gaat in op de vraag wat de buitenaardsen hier eigenlijk te zoeken hebben. Wat willen ze ons duidelijk maken? Vermeeren geeft toe dat het antwoord hierop speculatief is, maar dat het vermoedelijk gaat om “onze evolutionaire ontwikkeling als mensheid” (172). De ufo-waarnemingen bij plekken waar nucleaire wapens liggen – Vermeeren gaat uitgebreid in op de bevindingen van Robert Hastings – geven aan dat de buitenaardsen zich zorgen maken over de gewelddadige natuur van de mens.
Het boek wordt ontsierd door talloze type- en spelfouten en andere fouten. Zo wordt Jacques Vallée een “astronoom” genoemd (162), terwijl hij in eerste instantie computerdeskundige is (en volgens Wikipedia nog wel wat meer). Ook schrijft Vermeeren dat één van de consequenties van een bewijs van ufo’s als buitenaardse bezoekers zou zijn dat “het religieuze huis” zou instorten, immers: “Studies laten zien dat een meerderheid van de gelovigen zijn geloof zou opgeven als blijkt dat ET bestaat” (103). Ik zou benieuwd zijn naar die studies, maar Vermeeren vermeldt geen bron. Ik vermoed ook dat die studies niet bestaan. Ik weet wel van een tamelijk recente studie door de ufoloog en Lutheraanse theoloog Ted Peters waaruit naar voren komt dat gelovigen buitenaards leven zouden verwelkomen als een verrijking en bevestiging van hun geloof (BRON, zie voor een samenvatting HIER).
Van vrijwel alle citaten die Vermeeren geeft ontbreekt een bronvermelding. Uit het hele boek blijkt dat het in allerijl is geschreven en uitgegeven.
Messiaanse trekken
In de uitleiding wordt Vermeerens boodschap duidelijk geformuleerd: de boodschap van de buitenaardsen is volgens Vermeeren “een oproep tot het volgen van een meer verlicht pad: de mensheid richt zich door haar keuzes te gronde en wordt aangespoord andere wegen in te slaan om haar problemen te overwinnen door spiritueel te groeien” (187). Het gaat om spirituele groei. Dit is de rode draad die doorheen het hele boek loopt. De mensheid bevindt zich op de weg naar algehele zelfvernietiging en de buitenaardse mogendheden zijn hier om ons daarvoor te waarschuwen. De vraag waarom die buitenaardsen dan zoveel moeite doen om zich te verbergen en bovendien nog eens heulen met allerlei overheden (Vermeeren bespreekt kort het gerucht dat Eisenhower een “deal” met buitenaardsen zou hebben gesloten zodat de “Greys” toegestaan werd te experimenteren met mensen (76)), dat wordt door Vermeeren onbeantwoord gelaten.
Want Vermeeren schrijft buitenaardsen tamelijk messiaanse trekken toe. Bij herhaling beklaagt Vermeeren zich over de slechtheid van de mensen, waarbij met name overheden, bankiers en religies het moeten ontgelden vanwege hun onderdrukkende macht, en worden buitenaardse bezoekers als contrast beschreven als zijnde de nieuwe heilbrengende engelen. Echter, wie de ufo-geschiedenis kent, en ook de vele geruchten en mythen, die kan niet anders dan concluderen dat niet alleen de overheden tamelijk ambivalent opereren, maar ook de buitenaardsen zelf tamelijk ambivalent zijn. Als er een kern van waarheid zit in de mythen en geruchten over buitenaardse bezoekers en abductions (waar Vermeeren overigens volledig over zwijgt), dan is het karakter van buitenaardsen veel ambivalenter dan de loutere goedheid die Vermeeren ze lijkt toe te schrijven.
Naïef?
Ik laat het aan de heren Skeptici over om hun fileermes in de details van Vermeerens boek te zetten (en geloof me, dat zullen ze zeker doen). Vermeeren baseert zich voor het overgrote deel op de enorme geruchtenmachine die sinds 2000 op internet op gang is gekomen, met name na Greers disclosure-persconferentie uit 2001. De bibliografie in het boek is karig, klassieke ufo-literatuur (zoals de tweedelige studie van Richard Dolan of de grote ufo-encyclopedie van Jerome Clark) blijft ongenoemd, en veel van de boeken die Vermeeren heeft geraadpleegd, zijn in eigen beheer uitgegeven of bij obscure uitgeverijtjes.
Vermeeren schrijft weliswaar (185): “Alles wat in dit boekwerk is besproken is verifieerbaar.” Maar dat is nu precies niet het geval met al die geruchten over de betrokkenheid van de Amerikaanse overheid in het ufo-fenomeen: presidenten die aan de leiband lopen van een geheime organisatie die écht de dienst uitmaakt, de Amerikaanse overheid die tientallen neergestorte schotels bezit alsmede de overleden bemanningen ervan, presidenten die deals sluiten met buitenaardsen om medische experimenten op hun eigen bevolking te laten uitvoeren, astronauten die op de achterkant van de maan allerlei buitenaardse gebouwen hebben gezien, militairen die contacten onderhouden met tientallen buitenaardse beschavingen, en het “feit” dat de Amerikaanse overheid al over sterrenschepen beschikt die op nulpuntenergie werken – nee, het is allemaal mythologisch materiaal dat niet te verifiëren valt.
Alles staat of valt bij de betrouwbaarheid van de “getuigen”. Vermeeren lijkt al die getuigen (inclusief de omstreden Corso) op hun woord te geloven. Datzelfde geldt ook voor alle Youtube-filmpjes die ufo’s laten zien bij het ISS of bij de space shuttles. De NASA ontkent dat de beelden echt zijn, maar Vermeeren meent dat omdat het NASA-logo in beeld staat, dit toch wel betrouwbaar materiaal moet zijn. Dat is geen wetenschappelijke visie, dat is in het huidige tijdsgewricht ronduit naïef. Zo naïef is Vermeeren niet, want elders in het boek zegt hij expliciet dat hij zich ervan bewust is dat iedere pientere knutselaar met een computertje op een zolderkamertje vandaag de dag filmpjes kan bewerken. Maar als dat zo is, dan verwacht je toch een wat kritischer en afstandelijker instelling?
Persoonlijk was voor mij de druppel ten aanzien van die onkritische houding wel de uitleiding, waarin Vermeeren met het Iarga-verhaal van Stefan Denaerde (Buitenaardse beschaving uit 1969 en recentelijk herdrukt) aan de haal gaat alsof het een werkelijk gebeurd relaas betrof. Het is al jaren tamelijk bekend dat deze roman een gezamenlijke onderneming is van ondernemer Ad Beers en de gebroeders Das. Het is pure fictie (wat ook min of meer zo in het boek vermeld staat). Vermeeren laat weliswaar in het midden of het “echt gebeurd is” of niet, maar hij benadrukt wel de utopische boodschap van het boek, en schrijft alsof hij het boek als waargebeurd accepteert.
Zonder kritische vraagtekens
Ook de hypothese – die door meerdere ufologen is geuit – dat de overheid mensen inschakelt om opzettelijk desinformatie over het ufo-fenomeen te verspreiden, wordt door Vermeeren niet genoemd. Wie weet is Greer met zijn disclosure-kornuiten zelf ingehuurd door de Amerikaanse overheid. Het is niet uit te sluiten, met name niet omdat alle hoge militaire functionarissen die uit de kast komen blijkbaar niet bang zijn voor represailles. Ik zeg niet dát het zo is, ik zeg dat dit een hypothese is, die eveneens kritisch beoordeeld moet worden, maar die door Vermeeren niet eens wordt genoemd. Ik zwijg nog maar over Vermeerens (toegegeven: korte) behandeling van Von Däniken, Sitchin, en Ancient Aliens-ideeën, die ook schijnbaar zonder kritische vraagtekens worden geaccepteerd.
In een artikel over Greers disclosure-persconferentie in één van de nummers van Skepter (het blad van de Stichting Skepsis) voert Marcel Hulspas de Britse ufoloog Kevin Randle op, die zegt dat Greer met zijn onderneming de hele ufologie in de waagschaal legt. Immers, wanneer ook maar één van de getuigen onbetrouwbaar blijkt of een van de verklaringen niets meer dan gebakken lucht, dan wordt daarmee door critici de hele ufologie als een grote hoax afgeserveerd.
Randle heeft daarmee een punt. Door allerlei speculaties en mythologie als feit aan te nemen, zonder verder bewijs, maar louter omdat het intuïtief goed voelt, maak je je kwetsbaar. En dat geldt dus ook voor Vermeeren. De ondertitel van het boek luidt Een wetenschappelijke visie, maar die is in het boek niet te vinden (wel veel kritiek op wetenschap). En ook als de ondertitel als een oproep gelezen moet worden (wat Vermeeren in een interview suggereerde), dan nog wordt uit het boek niet duidelijk hoe een dergelijk wetenschappelijk onderzoek plaats zou moeten vinden. Dáár had ik nu graag iets over gelezen, maar dat ontbreekt in het boek volledig
Niet overtuigend
Bestaan ufo’s? Ja, ik ben ervan overtuigd dat ufo’s bestaan – in de zin van: niet-geïdentificeerde vliegende objecten. Ik ben agnost wat betreft de herkomst ervan. Ik sluit niet uit dat ze van buitenaardse herkomst zijn. Als overheden stellen, zoals ze in het verleden gedaan hebben, dat het gedrag van ufo’s niet overeenkomt met voor mensen beschikbare technologie, tsja, dan lijkt de hypothese van buitenaardse herkomst de enig mogelijke. Ik deel bovendien met Vermeeren de positie dat onze huidige wetenschappelijke kennis niet definitief is, en dat een hogere beschaving wellicht een mogelijkheid gevonden heeft om grenzen van ruimte en tijd te overschrijden. Dat “ze hier niet kunnen komen” is wat mij betreft een oordeel dat gebaseerd is op de huidige wetenschappelijke en technologische status quo, maar die is niet absoluut. Wellicht dat ufo’s inderdaad gebruik maken van hogere dimensies en hogerdimensionale technologie, wie zal het zeggen? Uitsluiten kunnen we het niet. Maar of het ook zo is, dat weet ik niet.
Vermeeren gaat een stap, nee een heuse sprong verder. Hij neemt de hypothese dat het buitenaardse voertuigen niet alleen uiterst serieus, maar doorheen heel het boek wordt duidelijk dat dit voor hem de enige plausibele werkhypothese is die in zijn ogen het ufo-fenomeen adequaat kan verklaren. Die claim gaat mij te ver. Het boek bevat in mijn ogen niet voldoende onderbouwing voor die claim – tenzij je, zoals ik reeds schreef, de getuigenissen aanneemt als volstrekt betrouwbaar. De claims die dit boek bevat zijn uitermate bizar, en ofschoon ik toegeef dat het adagium “buitengewone claims vereisen buitengewoon bewijs” in discussies vaak als een retorische dooddoener gebruikt wordt, ben ik wel van mening dat de bizarre claims van dit boek toch wel wat meer onderbouwing behoeven dan louter de getuigenissen van enkele individuen. Dat miljoenen mensen ufo’s hebben waargenomen en nog dagelijks doen, staat onomstotelijk vast. Maar de bizarre claims over complotten, schaduwregeringen, ancient aliens, buitenaardse constructies op de maan, etc. worden door individuen gedaan en vrijwel zonder objectief te checken documenten. Het mogen dan “officials” zijn, het wordt mij toch te gortig om die claims slechts op basis van horen zeggen als waarheid te accepteren.
Kortom
Ik had hoge verwachtingen van dit boek én van de sympathieke Coen Vermeeren. Ik had gehoopt dat dit boek een doorwrochte en echt wetenschappelijke studie zou zijn naar het ufo-fenomeen, dat Vermeeren zijn expertise zou aanwenden om een aantal case-studies te analyseren. Maar dit boek voldoet niet aan die verwachting. Ik vind dat erg jammer. Het boek is helaas niet veel meer dan een opsomming en samenvatting van zaken die ook op internet te vinden zijn, een bijeenraping en samenvatting van samenvattingen – maar dan zonder de kritische analyse en reflectie die noodzakelijk zou moeten volgen.
Toegegeven, Vermeeren beschrijft wel goed onderbouwde zaken, zoals de ideeën en houding van Hynek, Project Blue Book en de miskleun van het Condon Rapport, het Cometa Rapport en de dappere pogingen van Leslie Kean om openheid van zaken bij de Amerikaanse overheid te forceren. Maar het merendeel van het boek gaat over de tamelijk bizarre claims uit Greers Disclosure-stal zonder voldoende onderbouwing. En ofschoon je in het boek geen uitgesproken Niburu-ideeën over holle aardes, chemtrails, of reptielachtige buitenaardsen die in mensenhuid de wereld regeren terugvindt, komt Vermeeren er helaas wel heel dicht bij in de buurt met zijn continue gehamer op de onderdrukking van de menselijke vrijheid door overheid, economie, kerk en wetenschap, en de verwijzingen naar nulpuntenergie, de rol van bewustzijn en intuïtie, en de technologie van Nikola Tesla.
Mijn verwachtingen waren hooggespannen, maar zijn helaas niet uitgekomen. Ook dit boek zal koren zijn op de molen van critici die het ufo-fenomeen eens temeer naar het rijk der fabelen verwijzen. Daarmee zorgt Vermeeren er wellicht onbedoeld voor dat mensen die zich serieus voor ufo’s interesseren nog meer in diskrediet worden gebracht. De ridiculisering zal niet stoppen. Integendeel. Ik vrees dat met de publicatie van dit boek ufo’s in het academisch circuit helemaal uit den boze zullen zijn. Echt heel jammer.