Wat is een ufo?
Unidentified Flying Object, afgekort UFO, is de Engelstalige benaming voor een ongeïdentificeerd vliegend object. In het Nederlands wordt de afkorting vaker gebruikt dan de volledige naam. De afkorting wordt meestal als zelfstandig naamwoord gebruikt. In deze betekenis is het niets meer of minder dan ieder object of verschijnsel in de lucht, dat niet direct geïdentificeerd kan worden door de waarnemer.
Bij nader onderzoek blijkt dat meer dan 90% verklaard kan worden als zijnde vliegtuigen, satellieten, vogels en zelfs sterren of planeten, die door gezichtsbedrog of onwetendheid van de getuige niet als zodanig werden herkend. Slechts een klein deel van de meldingen blijft ook na onderzoek onverklaard. Hierbij is het belangrijk het verschil tussen onverklaard en onverklaarbaar in acht te nemen.
In de volksmond is de term ‘ufo’ vaak synoniem aan een buitenaards ruimteschip, waardoor sommigen liever de nieuwerwetse, minder besmette term UAP gebruiken; Unidentified Aerial Phenomenon, oftewel een ongeïdentificeerd luchtfenomeen. In deze cursus wordt de term ufo gebruikt, waarbij we uitgaan van de definitie van ongeïdentificeerd vliegend object.
Het moge overigens duidelijk zijn dat de ene ufo de andere ufo niet is. Als tante Marie op een avond haar poedel uitlaat en er een Thaise lampion geruisloos over haar heen zweeft, kan dat voor tante Marie een onvervalste ufo zijn. Zij kon het object immers niet identificeren door gebrek aan kennis. Een ufo die wordt waargenomen door ervaren piloten, ondersteund door radaropnames of andere beelden, zal echter minder makkelijk geduid kunnen worden met een aardse verklaring.
Een verkenning
In het verleden hebben veel mensen zich in min of meer serieuze mate bezig gehouden met het ufo-vraagstuk. Het is onmogelijk om iedereen te benoemen in deze cursus, maar laten we de volgende mensen eens nader bekijken.
Carl Jung
De Zwitserse psychoanalyticus Carl Gustav Jung schreef een essay over ufo-waarnemingen: “Flying Saucers: A Modern Myth of Things Seen in the Skies” (1957). Daarin verklaart hij ufo’s als manifestaties van het collectief onderbewuste. Zo wees hij erop dat de ronde vorm van de meeste schotels overeenkwam met de mandala, een archetypische vorm die voor komt in religieuze beelden. Op die lens was de ufo een projectie van een onbewust verlangen om een dergelijke vorm te zien. Nochtans deed hij ze niet af als illusies of hallucinaties, maar eerder als een vorm van gedeelde spirituele ervaring. Merkwaardig is dat hij in een kort hoofdstuk ook zijn mening geeft dat sommige ufo’s, gezien de fysieke bewijzen, echte “nuts & bolts” voertuigen waren, dus materiële, fysieke toestellen.
J. Allen Hynek
Eén van de eerste wetenschappers die zich professioneel bezighield met onderzoek naar ufo’s was Josef Allen Hynek. Hij werkte als adviseur voor de Amerikaanse luchtmacht bij verschillende ufo-onderzoekscommissies, zoals Project Sign, Project Grudge en Project Blue Book.
Aanvankelijk startte hij als scepticus en slaagde er ook in om de meeste zogenaamde ufo-waarnemingen op een wetenschappelijke manier te verklaren. Stilaan raakte hij er echter van overtuigd dat een klein deel van die waarnemingen niet als technologie, natuurlijk fenomeen, hoax of illusie kon worden verklaard.
Later, in 1973, zou hij ook het Center for UFO Studies (CUFOS) oprichten in Chicago. Dr. J. Allen Hynek definieerde een ufo als volgt: “De gerapporteerde waarneming van een voorwerp of licht in de lucht of op het land waarvan de verschijning, het traject, het gedrag in het algemeen, de verlichting en de kleuren geen logische, conventionele verklaring suggereren en die niet alleen onverklaarbaar is voor de oorspronkelijke waarnemers, maar ook ongeïdentificeerd blijft na zorgvuldig onderzoek van al het beschikbare bewijsmateriaal door personen die technisch voldoende onderlegd zijn om een logische verklaring te geven, als dat mogelijk is.”
Hynek ontwikkelde een systeem waarmee hij de waarnemingen in zes categorieën kon verdelen. Eerst worden waarnemingen verdeeld in waarnemingen van nabij, de zogenaamde close encounters, en waarnemingen op afstand, waarbij 150m de afstand is die de twee soorten observaties van elkaar scheidt. Vervolgens wordt iedere categorie verder opgedeeld volgens bijzondere kenmerken.
De drie categorieën ‘waarnemingen op afstand’ zijn:
- Nachtelijke lichten (NL of Nocturnal Lights): anomalieën waargenomen aan de nachtelijke hemel.
- Daglicht-schotels (DD of Daylight Discs): elk afwijkend object, meestal maar niet noodzakelijkerwijs schotelvormig, van op afstand gezien aan de hemel overdag.
- Radar/Visueel (RV or Radar/Visual): objecten tegelijk gezien met het blote oog en op de radar.
Na zijn tijd bij de Amerikaanse luchtmacht vervolgde Hynek zijn onderzoek onafhankelijk en ontwikkelde het Close Encounter (CE) classificatiesysteem:
- CE1: vreemd voorwerp waargenomen, maar zonder fysieke interactie met de omgeving.
- CE2: een CE1-geval dat fysieke sporen achterlaat (bijvoorbeeld bodemafdrukken, schade aan de begroeiing, of elektromagnetische interferentie).
- CE3: CE1- of CE2-gevallen waarin inzittenden of entiteiten worden gezien (vandaar de titel van Spielberg’s klassieker Close Encounters of the Third Kind).
Hynek’s CE-classificatiesysteem is inmiddels uitgebreid met verschijnselen als vermeende ontvoeringen door buitenaardse wezens en veeverminking.
Jacques Vallée
Jacques Vallée is een Franse computerwetenschapper, astronoom en ufo-onderzoeker. Hij neemt een geheel eigen plaats in binnen de ufologie doordat hij zowel een aardse als buitenaardse verklaring voor het ufo-verschijnsel afwijst.
Volgens Vallée werden ufo’s van oudsher als religieuze verschijningen geïnterpreteerd, doordat het verschijnsel zich met deze thematiek leek bezig te houden in de vorm van o.a. Maria-verschijningen, vliegende kruisen, vliegende draken. Ook dacht men aan manifestaties van mythologische wezens.
Sinds de Verlichting werd dit raamwerk langzaam losgelaten (met enige nadrukkelijke uitzonderingen zoals het ‘zonnewonder’ te Fátima, Portugal (1917) en de veronderstelde Maria-verschijningen op een Koptische kerk in Zeitoun, Egypte (1968)), en ging het zich meestal spiegelen aan technische vorderingen op het gebied van lucht- en ruimtevaart, waarbij het fenomeen deze ontwikkelingen telkens een stap vooruit leek te zijn: waarneming van luchtschepen, 1896–1897; spookvliegtuigen, 1933–1934; spookraketten, 1946; schotelvormige vliegende voorwerpen met een sterke buitenaardse connotatie (mede dankzij verhalen over ontmoetingen met de inzittenden van deze voertuigen), 1947, enzovoort.
Vallée ziet ufo’s derhalve niet als voertuigen van een buitenaardse beschaving, maar eerder als onderdeel van een breder scala aan verschijnselen die hun oorsprong hebben in een andere werkelijkheid, door hem ‘metarealiteit’ genoemd, waarmee mogelijk controle over de menselijke psyche wordt uitgeoefend. Het belangrijkste argument voor deze bewering is volgens Vallée het feit dat het verschijnsel zich lijkt aan te passen aan het tijdsgewricht waarbinnen het zich manifesteert (of moet manifesteren), daarbij beelden introducerend die een rol gaan spelen in het collectief geheugen van de mensheid en zo richting geven aan het menselijk handelen en dus de geschiedenis.
Dr. Steven Greer
Steven Greer is een omstreden Amerikaanse ufoloog en gepensioneerde arts die het Center for the Study of Extraterrestrial Intelligence (CSETI) en het Disclosure Project oprichtte, en streeft naar de openbaarmaking van naar verluid geheime ufo-informatie.
Op woensdag 9 mei 2001 kwamen ongeveer twintig ufo-getuigen naar de National Press Club in Washington DC. Deze getuigen zijn of waren werkzaam bij diverse takken van het Amerikaanse leger, inlichtingendiensten, overheid, de ruimtevaart en de wetenschap. Stuk voor stuk getuigen met een indrukwekkend CV die verschenen om hun ervaringen en overtuiging van het bestaan van ufo’s te delen.
“Het belang van deze uit de eerste hand komende verklaringen, ondersteund met documenten van de overheid en ander bewijsmateriaal, zal zonder enige twijfel het bestaan van dit fenomeen bevestigen.” aldus Dr. Steven Greer.
In de loop der jaren hebben zich honderden getuigen gemeld. Veel van deze getuigen zijn piloten, militairen, astronauten en inlichtenmedewerkers. Het mag vermeld worden dat in deze tijd, relatief nog maar kort geleden, iedereen die zich met ufo’s bezighield voor gek werd verklaard en zijn of haar carrière op het spel zette. In die zin was het bijzonder dat zoveel mensen openbaar hun ufo-verhaal vertelden.
De organisatie beweert meer dan 3.000 meldingen te hebben van ufo-waarnemingen door piloten en meer dan 4.000 bewijzen van wat zij omschrijven als landingssporen. Dit verwijst naar gevallen waarin ufo’s sporen zouden hebben achtergelaten, zoals verhoogde radioactieve of elektromagnetische straling op de plek waar het object aan de grond stond. De organisatie maakt gebruik van Rapid Mobilization Investigative Teams met als doel zo snel mogelijk op landingsplaatsen te komen.
CSETI heeft onlangs een protocol gedefinieerd voor een door mensen geïnitieerd contact met ufo’s met behulp van (collectief) bewustzijn. Dit noemt Greer een CE5, in navolging van de classificatie van Hynek.
Ondanks zijn geprezen inspanningen rondom het Disclosure Project is Greer een omstreden figuur in ufo-kringen. Zo zou deelname aan zijn eerdergenoemde CE5-expedities een flinke smak geld kosten (ca. € 3.000) en zouden deelnemers gefopt zijn met lichtkogels die uit een gecharterd sportvliegtuigje werden afgevuurd.
Ook verdacht is de uitbuiting van zijn Atacama-mummie, een mensachtig skelet van slechts 16 centimeter met een opvallend lang hoofd, gevonden de Chileense Atacama-woestijn. Greer was ervan overtuigd dat dit skelet buitenaards DNA bevatte en de wereld moest het weten. Nader onderzoek wees het tegendeel uit, maar niet voordat Greer geboekt was voor diverse evenementen en een crowdfunding-campagne van recordhoogte had afgerond voor een documentaire over het merkwaardige skeletje.
Ons advies: neem de man met een grote korrel zout.